015/63.52.70 info@argoshombeek.be

Epilepsie bij de hond

Inleiding

Epilepsie is een van de meest voorkomende neurologische aandoeningen bij de hond. Een epileptische aanval ontstaat als gevolg van een abnormale elektrische activiteit in de hersenen. Een aanval kan zich onder veel verschillende vormen presenteren, gaande van een trillende bovenlip tot een ‘klassieke’ aanval waarbij de hond buiten bewustzijn, op zijn zij ligt te trillen, speekselen en urine en/of ontlasting laat lopen. Met behulp van medicatie kunnen deze aanvallen zo veel mogelijk onderdrukt worden.

Vormen van epilepsie

Epilepsie bij de hond kan opgedeeld worden in 2 groepen: Primaire epilepsie en secundaire epilepsie.

Primaire epilepsie (of idiopathische epilepsie):

Bij primaire epilepsie kan er geen oorzaak teruggevonden worden voor de epilepsie. De eerste aanval wordt over het algemeen gezien tussen de leeftijd van 6 maanden en 5 jaar. Het is een erfelijke vorm van epilepsie en wordt (daardoor) ook meer bij bepaalde rassen teruggevonden (o.a. bij de border collie, beagle, golden retriever, labrador retriever, …). Vaak vinden de aanvallen tijdens rust plaats. Er zijn ook honden waarbij de aanval uitgelokt kan worden door bepaalde stimuli (bijvoorbeeld een bezoek aan de dierenarts). Omdat er geen onderliggende oorzaak is die ook voor andere klachten zorgt, zijn de honden tussen de aanvallen door volledig normaal.

Secundaire epilepsie:

Bij secundaire epilepsie is de epilepsie een gevolg van een onderliggende oorzaak. Deze vorm van epilepsie wordt vaker bij oudere honden teruggevonden. Voor wat betreft de oorzaak moet er gezocht worden:
Binnen de schedel (intracranieel): Hersen(vlies)ontstekingen, tumoren, aangeboren afwijkingen (zoals een waterhoofd), hersenbloeding, …
Buiten de schedel (extracranieel): Leveraandoeningen, nieraandoeningen, vergiftigingen, laag bloedsuikergehalte, …
Vaak zijn er als gevolg van deze onderliggende oorzaak, tussen de epileptische aanvallen door, nog andere symptomen aanwezig (abnormaal gedrag, braken, diarree, …)

Diagnose

Bij de epileptische patiënt is het dus altijd belangrijk om te zoeken naar een eventuele onderliggende oorzaak, zelfs indien er een sterk vermoeden bestaat dat we te maken hebben met een primaire epilepsie (dit kan vermoed worden op basis van leeftijd, ras en het hebben van geen andere klachten). Een verder onderzoek bestaat altijd uit een neurologisch onderzoek (korte testjes van o.a. reflexen) en een bloedonderzoek. Ideaal gezien zou er van iedere epilepsie-patiënt een scan (MRI of CT) van de hersens, met hieraan gekoppeld een onderzoek van het hersenvocht, moeten gebeuren maar dit is door de hoge kostprijs van deze scans vaak niet realistisch. Om deze reden worden CT en/of MRI-scans vaak voorbehouden voor patiënten waarbij een onderliggende aandoening vermoed wordt of waarbij de behandeling geen effect lijkt te hebben.
Pas wanneer er geen onderliggende oorzaak van de epilepsie wordt teruggevonden kan er vanuit gegaan worden dat de patiënt een primaire epilepsie heeft. Primaire epilepsie is dus een diagnose door uitsluiting van alle andere mogelijke oorzaken. Vervolgens kan er behandeld worden met medicatie die de aanvallen zal voorkomen (zie verder).

De epileptische aanval

Een aanval bestaat typisch uit 3 fases: Een voorfase, de aanval zelf en een nafase. De voorfase en nafase worden niet altijd waargenomen.

1. De vóórfase (ook wel prodroom of pre-ictale fase genoemd):
Bij sommige honden kan deze fase duidelijk worden waargenomen. De hond kan erg onrustig zijn en eventueel ook overtollig speekselen of zelfs braken. De duur van deze fase is meestal kort maar kan soms uren of zelfs dagen duren.

2. De aanval oftewel de ictus:
Een aanval kan zich op veel verschillende manieren voordoen en een aanval kan op basis van dit uitzicht opgedeeld worden in gegeneraliseerd of partieel.

Genegeneraliseerd: Het volledige lichaam doet mee met verkrampte spieren (stijve poten, kop naar achteren gestrekt) of juist trillen/schokken van de spieren, verlies van bewustzijn, speekselen en het laten lopen van urine en ontlasting. Sommige honden janken tijdens een aanval.
Partieel: Een partiële aanval kan erg subtiel zijn zoals een trillende ooglid of bovenlip of zich uiten in abnormaal gedrag (happen naar denkbeeldige vlieg of agressiviteit). Tijdens deze partiële aanvallen kunnen de honden zich nog bewust zijn van hun omgeving.

Een epileptische aanval kan partieel beginnen maar snel gegeneraliseerd worden. Een aanval kan een paar seconden tot vele minuten duren.

3. De nafase (ook wel post-ictische fase genoemd):
Tijdens deze fase kunnen honden nog wat ‘van de kaart’ zijn; ze zijn onrustig of juist erg kalm. Vaak duurt deze nafase maar even (15 a 30 minuten) maar het kan bij sommige honden zelfs 24 uur duren. Tijdens deze fase kan de hond zelfs blind of doof zijn.

Soms kan het onduidelijk zijn of de hond nu wel of niet een epileptische aanval doormaakt. We raden daarom aan om een aanval te filmen zodat wij de aanval kunnen analyseren.

Wat te doen tijdens een epileptische aanval

Ten eerste is het belangrijk om kalm te blijven. Het is belangrijk om te realiseren dat de hond geen pijn heeft en niet in paniek is tijdens een aanval. Indien de hond een aanval krijgt op een gevaarlijke plaats (bv bovenaan een trap), probeer er dan voor te zorgen dat de hond zichzelf niet kan bezeren. Wanneer dit niet hoeft, wordt aangeraden om zo veel mogelijk weg te blijven van de hond. De meeste honden zullen immers buiten bewustzijn zijn en merken niks van uw aanwezigheid. U zou alleen maar zelf gekwetst of gebeten kunnen worden.

Probeer om de datum van de aanval plus het tijdstip van het begin en het einde van de aanval ergens te noteren zodat we een duidelijk overzicht krijgen van hoe vaak de hond aanvallen heeft, hoe lang ze duren en of de periode tussen de aanvallen korter aan het worden is.

U kan deze informatie noteren in een zogenaamd epilepsie-dagboek zoals deze beschikbaar wordt gesteld door de firma boehringer:

Klik hier om een epilepsie dagboek (in pdf formaat) te openen

Een gemiddelde aanval zal ongeveer maar 1 tot 3 minuten duren. Een minuut kan tijdens een heftige aanval van uw hond erg lang lijken, vandaar nog een keer het belang om tijdstippen te noteren. U dient contact met ons op te nemen indien een aanval langer dan 5 minuten duurt. Ook wanneer uw hond meerdere (korte) aanvallen na elkaar heeft zonder tussendoor bij bewustzijn te komen (status epilepticus) dient u direct contact met ons op te nemen. Neem in deze ernstige gevallen ook de temperatuur van de hond. Indien deze boven de 40ºC komt, dient u de hond af te koelen door hem of haar nat te wrijven met een natte handdoek.

Behandeling

De behandeling van een patiënt met een secundaire epilepsie is gebaseerd op het behandelen van de onderliggende aandoening. Dit is voor iedere oorzaak weer anders en daarom wordt hier in dit artikel niet verder op ingegaan.

Of een patiënt met primaire epilepsie wordt behandeld of niet hangt af van verschillende criteria en wordt voor elke patiënt afzonderlijk bekeken. Tot voor kort werd er over het algemeen pas behandeld wanneer de patiënt 1 of meer aanvallen heeft per 6 tot 8 weken of 2 of meer aanvallen per 6 maanden. Tegenwoordig wordt er steeds vroeger een behandeling opgestart, voornamelijk doordat er een nieuw medicament op de markt is gekomen (Pexion ®, zie verder) met minder bijwerkingen dan de middelen die ervoor gebruikt werden. Ook indien er een toename in de frequentie van de aanvallen of indien de aanvallen langer duren of erger worden is het tijd om een behandeling op te starten. Er wordt vermeld dat hoe vroeger een behandeling wordt opgestart, hoe beter de epilepsie onder controle gehouden kan worden. Het is belangrijk om te realiseren dat deze behandeling levenslang gegeven moet worden!

Primaire epilepsie wordt behandeld met medicamenten die de aanvallen onderdrukken. Het ideale doel is om de hond volledig aanvalvrij te krijgen maar dit lukt niet altijd! De aanvallen moeten in ieder geval zodanig beperkt worden dat de hond een normaal leven kan leiden. Bovendien moet de patiënt op een zodanige dosis medicatie staan dat hiervan niet of nauwelijks bijwerkingen op te merken zijn. Aangezien er verschillende medicamenten bestaan tegen epilepsie en iedere hond anders reageert op deze medicatie zal voor iedere hond de behandeling apart bekeken en opgevolgd worden.

De basisbehandeling van primaire epilepsie bestaat uit een behandeling met pexion ® (imepitoïne). Dit nieuwe medicament is even doeltreffend als de oudere medicamenten maar geeft veel minder bijwerkingen dan de oudere medicamenten. Patiënten die behandeld worden met pexion moeten ook geen regelmatige bloedonderzoeken meer ondergaan (zie verder).

Vóórdat pexion beschikbaar was werden epilepsie-patiënten standaard behandeld met fenobarbital (bv gardenal ®). Omdat er momenteel nog veel patiënten met fenobarbital behandeld worden, volgt hier ook nog extra informatie over dit medicament. Patiënten die op fenobarbital staan en er een goede controle van de epilepsie mee hebben en weinig of geen bijwerkingen vertonen, zullen we gewoon met fenobarbital blijven behandelen en niet overschakelen naar pexion. Bij 60 tot 80% van de honden worden met fenobarbital goede resultaten waargenomen. Per patiënt zit er een groot verschil in de opname van fenobarbital vanuit het maagdarmstelsel naar de bloedbaan. Om deze redenen is het aangeraden om regelmatig via een bloedcontrole na te kijken wat de concentratie van de fenobarbital in het bloed is (in het begin maandelijks, later halfjaarlijks). Deze bloedcontroles zijn vooral belangrijk voor honden die (veel) aanvallen blijven hebben en/of erge last hebben van bijwerkingen van fenobarbital. De bloedcontroles worden eventueel gecombineerd met het controleren van de leverfunctiewaarden in het bloed omdat fenobarbital licht belastend is voor de lever (vooral op lange termijn).

Zoals hiervoor vermeld kunnen honden last hebben van bijwerkingen van fenobarbital: Sommige honden worden wat slaperig terwijl andere honden juist wat actiever/onrustiger worden (het laatste is zeldzamer). Meer drinken (en dus meer plassen) en meer eten kan worden waargenomen. Sommige honden zijn wat ongecoördineerd met de achterpoten. Vaak zijn deze bijwerkingen van voorbijgaande aard en zullen ze zich vooral in de eerste 1 à 2 weken van de behandeling voordoen.

Fenobarbital moet 2x per dag gegeven worden met zo trouw mogelijk 12 uur tussen de toedieningen. Het duurt ongeveer 2 weken voordat de dosis fenobarbital in het bloed hoog genoeg is om effectief de aanvallen tegen te houden. Dit betekent dat de hond tijdens de eerste weken behandeling nog altijd evenveel aanvallen kan hebben en dit betekent dus niet dat de behandeling niet werkt.

Indien fenobarbital alleen geen aanvaardbaar resultaat geeft kan er overgeschakeld worden naar pexion of kan er bijkomend gewerkt worden met kaliumbromide (epikal ®). Ook bij het gebruik van kaliumbromide zullen regelmatige bloedcontroles uitgevoerd moeten worden en zijn bijwerkingen mogelijk (vergelijkbaar met die van fenobarbital).

Conclusie

Een hond met primaire epilepsie zal hier nooit van genezen en zal zelfs indien behandeld, ook lang niet altijd ‘aanvalvrij’ worden. Maar, bij de meeste patiënten zal het aantal aanvallen sterk verminderd kunnen worden en zal de hond een gelukkig en lang leven kunnen hebben. Dit vraagt echter wel een levenslange behandeling en de motivatie van de eigenaars om iedere dag op vaste tijdstippen de medicatie te blijven geven.