015/63.52.70 info@argoshombeek.be

Botbreuken (fracturen) bij de hond en de kat

Inleiding

Een gebroken poot bij een hond of een kat is iets dat we in de praktijk vaak tegenkomen. Van te hoog gesprongen, aangereden, uit de handen gevallen, een baasje die op de teentjes is gaan staan….het is zó gebeurd! Gelukkig zijn er veel mogelijkheden om dit weer netjes in orde te krijgen. Helaas lopen de kosten hierbij soms flink op. De behandelmogelijkheden hangen af van het type breuk, de plek van de breuk en ook van de financiële mogelijkheden van de eigenaar.

Botbreuken bij de hond en kat

Diagnose

Bij een hond met een gebroken poot weet het baasje meestal precies wat er is gebeurd. Bij een kat is meestal niet het geval, het blijft dan gissen wat er precies gebeurd is. Soms is een kat een paar dagen weggeweest en komt met een gebroken pootje thuis aanzetten. Afgesleten nagels van de kat duiden in vrijwel alle gevallen op een aangereden kat: Katten proberen zich na de aanrijding vast te grijpen aan het asfalt. Statistieken geven aan dat 75 tot 80% van de fracturen het gevolg zijn van aanrijdingen.

Meestal is het vrij duidelijk wanneer een poot gebroken is. Een hond of kat zal meestal niet steunen op een gebroken poot en soms ‘bungelt’ het gebroken pootje maar losjes heen en weer of staat het pootje in een scheve stand. Afhankelijk van wat er gebeurd is kunnen er nog andere letsels/verwondingen worden teruggevonden zoals huidwonden, een klaplong, gescheurde buikorganen (zoals de milt) of neurologische problemen door schade aan de hersenen. Het is zeer belangrijk om eerst de levensbedreigende situaties te onderkennen en deze te behandelen voordat de poot geopereerd wordt. Ook een adequate pijnstilling zal snel opgestart moeten worden.

Om te achterhalen met wat voor type breuk we te maken hebben zullen er röntgenfoto’s gemaakt moeten worden. Voordat dit gedaan wordt is het belangrijk om na te gaan of de hond of kat nog gevoel en een goede doorbloeding heeft in het deel van de poot onder de breuk. Indien er totaal geen gevoel meer in het voetje zit, is een uitgebreide en onomkeerbare zenuwschade mogelijk en zal een operatie op het bot weer te maken uitgesteld of afgesteld moeten worden. Om mooie röntgenfoto’s te maken kan het nodig zijn dat de patiënt verdoofd (gesedeerd) moet worden. Dit doen we uiteraard nadat we hebben vastgesteld dat de patiënt voldoende stabiel is om een verdoving te ondergaan.

Types fracturen

Ten eerste kunnen we fracturen opdelen in open en gesloten fracturen. Een open fractuur is een fractuur waarbij er direct contact is tussen de buitenwereld en het bot. Open breuken zullen trager genezen dan gesloten fracturen en er bestaat een veel grotere kans op een botontsteking achteraf (osteomyelitis).

Een open fractuur van een scheenbeen van een kat

Een open fractuur van een scheenbeen (tibia) van een kat

We kunnen veel types botbreuken tegenkomen: rechte, schuine, spiraalvormige en gefragmenteerde breuken (met losse botstukken). Minder frequent zien we ook barsten (fissuren) of groenhoutbreuken. Een groenhoutbreuk is een breuk bij een jong dier waarbij, doordat de botten nog elastischer zijn, er maar 1 schors (cortex) van het bot breekt terwijl de andere cortex gebogen is.

Vervolgens is ook de locatie van de breuk in het bot belangrijk. De breuk kan gelokaliseerd zijn in het middenste stuk (de diafyse) van het bot, richting de gewrichten (metafyse), of in het gewricht (epifyse). Breuken in de metafyse en epifyse zijn vaak moeilijker te maken wegens de beperkte ruimte om materiaal (bv schroeven) te plaatsen. Breuken tot in een gewricht moeten weer op perfect dezelfde plaats vastgezet worden om een zo klein mogelijke kans te hebben op ontwikkeling van artrose op latere leeftijd.

Een aparte groep van breuken zijn de breuken door de groeiplaten. De groeiplaat is een soort kraakbeenschijf van waaruit de lengtegroei van het bot plaatsvindt. Zodra een dier uitgegroeid is sluit deze groeiplaat zich (en wordt het ‘verbeend’). Deze types fracturen zien we dus enkel bij jonge, groeiende honden en katten. In het geval van een breuk door de groeiplaat kan er achteraf een verminderde groei of een scheve groei van het betreffende bot worden waargenomen. Hoe jonger de patiënt, hoe groter de kans op deze afwijkende groei.

Verder zijn er ook nog andere zaken van belang zoals hoe oud de breuk al is, hoeveel schade er aan de weke delen zijn (spieren, pezen, gewrichtsbanden…), de leeftijd van de patiënt.

Dit alles schetst wel dat we in de praktijk bijna nooit 2 dezelfde breuken zullen tegenkomen en dat iedere patiënt dus apart bekeken moet worden.

Behandeling

Voordat we de verschillende technieken uitleggen, eerst een klein woordje over de ‘reductie’ van de breuk. Met het reduceren van de breuk wordt het ‘zetten’ van de breuk bedoeld. De botuiteinden zullen zo mooi mogelijk op hun oorspronkelijke plaats weer tegen elkaar gezet moeten worden om een mooi resultaat te verkrijgen. Het reduceren van een breuk is veel moeilijker bij een breuk met veel fragmenten. Het reduceren kan gesloten (zonder het opensnijden van de weefsels tot op de breuk) of open gebeuren. Na de reductie wordt er overgegaan tot het fixeren (het vastzetten) van de breuk.

Spalk of Gips

De goedkoopste manier van behandelen is met behulp van een spalk of gips. Helaas is dit maar bij een beperkt aantal gevallen mogelijk. Enkel (diafysaire) breuken onder de knie en de elleboog die goed gesloten gereduceerd kunnen worden en vervolgens ook vrij stabiel blijven, zijn kanshebbers voor een gips of spalk (bijvoorbeeld breuken van het spaakbeen of scheenbeen zonder dat de ellepijp of kuitbeen mee gebroken is). Een gips of spalk die geplaatst wordt bij een patiënt die eigenlijk een stevigere fixatie nodig had, kan resulteren in serieuze complicaties zoals: een breuk die niet geneest (wanneer er te veel beweging in de breuk blijft), een pootje dat scheef of gedraaid komt te staan of afsterven van de huid doordat het gips of de spalk drukte op bepaalde plaatsen. Wanneer er zich complicaties kan de behandeling met een gips of spalk uiteindelijk meer gaan kosten dan wanneer er meteen voor een iets duurdere behandeling werd gekozen. Een gips of spalk zal daarom ook regelmatig (maximaal ongeveer iedere 2 weken) gecontroleerd en liefst ook vervangen moeten worden.

Katje met gips rond de achterpoot

Een katje met gips rond de achterpoot

Externe fixatie

Bij externe fixatie wordt de breuk gefixeerd door metalen pinnen en die door de huid heen heengaan en buiten de huid met metalen klemmen worden verbonden. Op de plaatsen waar de metalen pinnen door de huid heen komen zal een regelmatige verzorging nodig zijn (verbanden/ontsmetting). Externe fixatie wordt tegenwoordig minder vaak toegepast door de sterke opmars van de interne fixatie maar kan bij sommige breuken (eerder moeilijke, bijvoorbeeld open breuken) tot nog erg nuttig zijn. Externe fixatie kan eventueel gecombineerd worden met interne fixatie (bijvoorbeeld een intramedullaire pin, zie hierna).

 
Rontgenfoto van het dijbeen van een kat met externe fixatie

Rontgenfoto van het dijbeen van een kat met externe fixatie.

 
Katje met een externe fixatie aan het dijbeen

Een katje met een externe fixatie aan het dijbeen.

Interne fixatie

Met een interne fixatie wordt de breuk hersteld zonder dat er enig materiaal buiten de huid komt. Dit kan verwezenlijkt worden met platen en schroeven en/of met pinnen (meestal een pin door het beenmerg heen, een zogenaamde intramedullaire pin) en/of met behulp van cerclages(ijzerdraad van speciaal medisch staal). Voor de grotere honden en/of voor gecompliceerde breuken gebruiken wij speciale platen en schroeven, waarbij de schroef zichzelf vastzet in de plaat (zogenaamd locking materiaal). Het voordeel van interne fixatie is dat er een zeer stevige fixatieverkregen wordt met de minste nazorg voor de eigenaar (wat voor de patiënt uiteraard ook prettig is). Een interne fixatie zal van alle verschillende opties ook het meeste kosten (onder andere door de kostprijs van de speciale medische platen en schroeven en de investeringen die nodig zijn om deze te kunnen plaatsen).

Pootamputatie

Helaas zal er in sommige gevallen moeten overgegaan worden tot het amputeren van de poot. Dit kan bijvoorbeeld uit kostenoverweging gedaan worden maar ook wanneer er bijvoorbeeld zodanige schade aan de bezenuwing of doorbloeding van de poot is dat een herstel van de poot niet mogelijk is.

Nazorg

Afgezien van de pootamputatie geldt voor elke behandelingsmethode dat de patiënt achteraf zo rustig mogelijk moet blijven. Dit wordt ideaal gezien behaald door de kat of hond in een bench te plaatsen. U kan bij ons een bench lenen indien u er zelf geen hebt. Honden mogen enkel uit de bench om hun behoeftes te doen en dit ook altijd aan de leiband. Bij katten kan er een kattenbak in de bench gezet worden. Hoe strikter deze nazorg nageleefd wordt, hoe sneller de breuk genezen zal zijn en hoe kleiner de kans op complicaties! Over het algemeen wordt een rustperiode van 6 weken aangeraden waarna de activiteit weer langzaam kan opgebouwd worden. Deze rustperiode hangt af van het type breuk, de herstelmethode en de leeftijd van de patiënt. Botten van jongere dieren genezen sneller dan die van oudere dieren.

Verwijderen van het materiaal

Een gips of spalk zal weggelaten worden zodra met röntgenfoto’s is vastgesteld dat de breuk genezen is (zodra er een zogenaamde ‘union’ is). Hetzelfde geld voor een externe fixatie (die met een lichte verdoving zeer eenvoudig te verwijderen is). Interne fixatie wordt normaal gezien niet verwijderd tenzij hier een reden voor is.