015/63.52.70 info@argoshombeek.be

Losse Processus Coronoïdeus bij de hond (lpc)

Inleiding

Het ellebooggewricht wordt gevormd door 3 botten: De opperarm (humerus), het spaakbeen (radius) en de ellepijn (ulna). De processus coronoïdeus is een botuitsteeksel aan de bovenkant van de ellepijp. De processus coronoïdeus draagt ongeveer 50% van het gewicht dat op de voorpoot terecht komt. Het spaakbeen draagt de andere 50%. Strikt genomen moeten we over de mediale (binnenste) processus coronoïdeus spreken omdat er ook nog een laterale (buitenste) bestaat.

De anatomie van de elleboog

De anatomie van de elleboog van de hond – © Hill’s atlas of Veterinary Clinical Anatomy

De aandoening losse processus coronoideus (LPC) hoort bij een groep van verschillende aandoeningen in de elleboog die samen worden gebracht onder de term elleboogdysplasie. Bij elleboogdysplasie horen onder andere ook nog OCD (osteochondritis dissecans) van de elleboog (loskomen van kraakbeen) en LPA (losse processus anconeus). Elk van deze aandoeningen zorgen voor veel pijn in de elleboog en op termijn ook serieuze artrose. Van de verschillende aandoeningen die bij elleboogdysplasie horen, is LPC de meest voorkomende aandoening. Elleboogdysplasie wordt vooral gezien bij de grote, populaire hondenrassen. LPC wordt ook wel eens FCP genoemd. Dit is de afkorting van de Engelse benaming van de aandoening, namelijk Fragmented Coronoid Process.

Oorzaak

De oorzaak van LPC moet gezocht worden bij verschillende factoren zoals genetische factoren, de activiteit van de hond, traumatische oorzaken en voeding. Bij een jonge opgroeiende hond bestaat de gehele processus coronoïdeus nog uit kraakbeen die met het ouder worden langzaam aan een benige structuur wordt. Het verbenen van het coronoïd gebeurt sneller bij een hond van een klein ras dan bij een hond van een groot ras. Er wordt vanuit gegaan dat bij sommige opgroeiende honden de elleboog niet goed in elkaar past (elleboogincongruentie). Hierdoor ontwikkelen zich abnormale krachten op de processus coronoïdeus. Omdat bij de opgroeiende hond (van een groot ras) de processus coronoïdeus nog bestaat uit minder stevig kraakbeen, kunnen zich kleine barstjes in de processus coronoïdeus vormen waardoor een LPC ontstaat.

Symptomen en diagnose

De eerste klachten van manken worden vaak al duidelijk nog voordat de hond 1 jaar wordt (typisch zelfs al ergens tussen de 6 en 9 maanden). De diagnose wordt gesteld aan de hand van een goed eerste onderzoek waarbij verschillende zaken kunnen opvallen: Pijn bij buigen en strekken van de aangetaste elleboog, opzetting (verdikking) van de elleboog, verminderde bespiering van de aangetaste poot, een krakend gevoel bij buigen en strekken en verminderde bewegingsvrijheid van de elleboog. Sommige honden met LPC houden hun elleboog ook heel typisch naar buiten. Het is altijd handig om de aangetaste elleboog te vergelijken met de andere elleboog om verschillen op te merken. Indien de hond aan beide ellebogen een LPC heeft gaat dit natuurlijk niet op.

Wanneer er is vastgesteld dat de oorzaak van het manken in de elleboog ligt zullen er röntgenfoto’s nodig zijn om een precieze diagnose te stellen. Een LPC geeft in veel gevallen duidelijke afwijkingen op de röntgenfoto waardoor de diagnose gesteld kan worden. In sommige gevallen kan een CT-scan of een artroscopie aangeraden zijn (meteen gevolgd door het artroscopisch wegnemen van het coronoid, zie verder).

Een artroscopisch beeld van een losse processus coronoideus

Een artroscopisch beeld van een losse processus coronoideus

Behandeling

In zeer lichte gevallen kan een behandeling met rust en ontstekingsremmers aanvaardbare resultaten geven. In het overgrote deel van de gevallen zal chirurgisch ingrijpen noodzakelijk zijn. Hierbij dient de LPC volledig verwijderd te worden. De processus coronoïdeus kan weggenomen worden door de elleboog open te snijden (artrotomie) of door middel van een kijkingreep (artroscopie). Bij ons in de praktijk wordt een LPC standaard behandeld door middel van artroscopie.

Een artroscopie van een elleboog

Een artroscopie van een elleboog bij Argos Hombeek Dierenartsenpraktijk

Bij een artroscopie wordt er een sterk vergroot beeld van het gewricht verkregen en kan er met veel meer precisie behandeld worden. Het enige dat de patiënt na een artroscopie uitwendig overhoudt zijn 2 kleine sneetjes van ongeveer 5 mm. Bij een artrotomie van de elleboog wordt de elleboog groot opengesneden, moeten er spieren worden losgemaakt en/of opzij gehouden worden en is er dus veel meer schade aan de weke delen. Patiënten die artroscopisch behandeld worden, zullen dus, vergeleken met een klassieke operatie, beter behandeld worden, minder pijn hebbenna de ingreep en sneller herstellen. 90% van de patiënten met een LPC die werden behandeld met artroscopie zullen een verbetering vertonen tegenover 72% van de honden met een LPC die via een artrotomie behandeld werden. Hierbij geld ook nog dat hoe vroeger er behandeld kan worden hoe beter de verwachtingen op lange termijn.